- 02 nov 2009, 20:48
#16339
Heren,
Leuk discussie punt. Hier een stukje uit het handboek waarnemingen van het KNMI, hoofdstuk 6, onderwerp: Neerslag. Hier spreekt men ook over het verwaaien van de neerslag bij een niet juiste opstelling.
----
6.1 Opstellingseisen en -voorzieningen
De opstelling van de neerslagmeter en van de neerslagmelder moet zodanig
zijn dat de neerslag vanuit alle richtingen onbeperkt in de opvangopening, c.q.
op het sensoroppervlak kan vallen. De directe omgeving van de instrumenten
moet horizontaal zijn en kan bedekt zijn met gras, korte bodembedekkers,
aarde of grint. Harde, vlakke oppervlakken zijn ongewenst in verband met het
risico van opspattend water dat ook in/op het instrument kan vallen. Enige
beschutting op afstand is gewenst om te voorkomen dat regen of sneeuw door
wind verwaaid.
De bovenrand van de neerslagmeter moet horizontaal zijn. De standaardhoogte
van de rand is 40cm boven het maaiveld. (ref.3)
De standaardopstelling voor de elektrische regenmeter is de Engelse opstelling.
Hierbij is de regensensor omgeven door een aarden wal met een diameter
van 3 meter en een hoogte van 40 cm (dit is dus de hoogte van de bovenrand).
Aan de overzijde heeft de wal een talud. Door deze opstelling wordt
verwaaiing tot een minimum beperkt.
Deze opstelling werd aanbevolen door Braak (1945) in het bijzonder voor
onbeschutte plaatsen (ref. 8).
6.2 Condities met betrekking tot de meetlocatie en de omgeving; representativiteit
van de waarnemingen
De afstand van de meetlocatie neerslag tot nabije obstakels (bomen, bosschages,
muren, huizen, e.d.) dient tenminste twee maal, doch bij voorkeur vier
maal de obstakelhoogte boven het vlak van de bovenzijde van de neerslagmeter
te zijn.
Voorbeeld: de obstakelhoogte van een 3 meter hoge haag is 3,0 – 0,4 = 2,6 m..
De afstand van de meetlocatie tot deze haag dient tenminste (2 x 2,6 =) 5,2 m,
doch bij voorkeur (4 x 2,6 =) 10,4 m te zijn.
(Conform wmo, ref.1).
Deze conditie blijkt in het geval van de vestiging van een (nieuw) station
ten behoeve van de conventionele handregenmeter vaak niet realistisch.
Uit praktische overwegingen hanteert het knmi bij deze stations de conditie
dat de afstand van de meetlocatie tot nabije obstakels (bomen, bosschages,
muren, huizen, e.d.) tenminste één maal de obstakelhoogte boven het vlak
van de bovenzijde van de neerslagmeter dient te zijn. De inspecteur stationsbeheer
die verantwoordelijk is voor de situering van het station, zal de locatie
overigens te allen tijde zodanig kiezen dat de invloed van eventuele obstakels
verwaarloosbaar is.
Door de gekozen opstelling, alsmede de getroffen maatregelen met betrekking
tot de omgeving zullen systematisch fouten in de neerslagmeting als gevolg
van verdamping of verwaaiing (van druppels of sneeuw) beperkt zijn. Mede
daarom vindt geen correctie plaats. Het ontwikkelen van een correctie-algoritme
met onder meer als input informatie met betrekking tot actuele meteorologische
parameters, zoals wind, straling en temperatuur, is optioneel (een en
ander mede op basis van wmo-studies, ref. 6).
-----
Doe er uw voordeel mee.
Overigens is de regenmeter van de Davis VP2 te scheiden van de temperatuur sensor.
Gr.
Thierry